Vertaling Bijbel, Kanttekeningen SV, [], Ik heb de heidenen uitgeroeid, [20]hun hoeken zijn verwoest, Ik heb hun straten eenzaam gemaakt, dat niemand daardoor gaat; hun steden zijn verstoord, [21]zodat er niemand is, dat er geen inwoner is. 20. Zie hfdst.1 vs.16; doch enigen verstaan door de hoeken de uiterste grenzen, of palen des lands. 21. Dat is, dat er geen mens in dezelve te vinden is; verg. hfdst.2 vs.5,6,14,15.